Leerdoelen Hoofdstuk 5 : Ioniserende straling

Van dit hoofdstuk worden alle paragrafen behandeld.

Je moet:

  1. Het atoommodel kunnen omschrijven (5.1)
  2. De plek van protonen, neutronen en elektronen in een atoom kunnen omschrijven (5.1)
  3. De lading van protonen, neutronen en elektronen kunnen geven (5.1)
  4. De lading van een atoomkern kunnen bepalen bij een bekende samenstelling (5.1)
  5. Kunnen omschrijven wat er bedoeld wordt met een 'elektronenwolk' (5.1)
  6. Weten wat er bedoeld wordt met 'isotopen' En deze kunnen gebuiken in een antwoord (5.1)
  7. De samenstelling van isotopen kunnen geven bij een bekend atoomsoort en aantal neutronen (5.1)
  8. Gegevens van atomen en isotopen kunnen opzoeken in net BINAS-boekje (5.1 en de rest van het hoofdstuk)
  9. De notatie van een atoom (bijvoordbeeld zuurstof-17) kunnen gebruiken en daarbij ook de samenstelling kunnen geven (5.1)
  10. De massa van de deeltjes in het atoom weten in de eenheid u (5.1)
  11. Weten wat er bedoeld wordt met 'gemiddelde atoommassa' (5.1)
  12. De samenstelling van een ion kunnen beschrijven (5.2)
  13. De lading van een ion uit kunnen rekenen (5.2)
  14. Vier soorten ioniserende staling kunnen noemen (5.2)
  15. Voorbeelden van instabiele atoomkernen kunnen noemen (5.3)
  16. Voorbeelden van stabiele atoomkernen kunnen noemen (5.3)
  17. Voorbeelden van instabiele atoomkernen kunnen noemen (5.3)
  18. Drie soorten staling kunnen noemen die instabiele atoomkernen uitzenden (5.3)
  19. Enkele voor en nadelen kunnen noemen van kerncentrales (5.3)
  20. Het gebrip 'dracht' kunnen gebruiken in een antwoord (5.4)
  21. Beschijven welke stralingsoort de grootste dracht heeft en of daarbij veel of weinig straling wordt geabsorbeerd (5.4)
  22. De mate waarin alpha-, beta- en gammastraling worden tegengehouden met elkaar kunnen vergelijken.
  23. Twee punten kunnen noemen waarvan de dracht afhangt en hoe de dracht afhangt van deze twee punten. (5.4)
  24. Kunnen vertellen waar achtergrondstraling vandaan komt (5.5)
  25. Drie kunstamtige stralingsbronnen kunnen noemen (5.5)
  26. De functie en werking kunnen uitleggen van een tracer (5.5)
  27. Een tweetal industriele toepassingen geven van ioniserende straling (5.5)
  28. De definitie van radioactief verval kunnen geven (5.6)
  29. Kunnen uitrekenen bij een bekende activiteit hoeveel atomen er in een bepaalde tijd vervallen (5.6)
  30. Het begrip 'halveringstijd' kunnen gebruiken in berekeneningen en uitleg (5.6)
  31. Het verband tussen tijd en activiteit kunnen weergeven in een grafiek (5.6)
  32. Na een bepaald aantal keer de halveringstijd de activitiet (of het aantal instabiele kernen) uit kunnen rekenen (5.6)
  33. Een aantal redenen kunnen geven waarom het belangrijk is om veilig om te gaan met straling (5.7)
  34. Een aantal manieren kunnen geven waarop je veilig met straling kunt werken (5.7)