Oefening Hoofdstuk 3 : Stoffen en Materialen

Onderaan de pagina zijn de uitwerkingen beschikbaar. Klik op de knop antwoorden voor slechts de antwoorden zonder uitleg.

Voor elke opgave geldt: Probeer het eerst zelf en controleer daarna je antwoord.

Deze oefening bevat 3 vragen

1.

Een blokje heeft een massa van 135 g en een volume van 50 cm³.
a) Bereken de dichtheid.
b) Van welk materiaal kan dit blokje gemaakt zijn?


uitwerking
2.

Een blokje gemaakt van lood heeft de volgende afmetingen:
breedte: 4 cm
hoogte : 8 cm
lengte: 3 cm
Bereken de massa van het blokje.


uitwerking
3.
Bereken het volume van 2,5 kg suiker.
uitwerking

 

 

 

 

 

 

 

Uitwerkingen:

vraag 1:
Om te bepalen van welk materiaal het blokje gemaakt is moet je kijken naar de stofeigenschappen. Eén voorbeeld van een stofeigenschap is de dichtheid. Wanneer je de massa en het volume weet kun je de dichtheid berekenen met de volgende formule.

hierin is:
p(rho) = dichtheid in g/cm³
m =massa in g
V = Volume in cm³
Daar kun je, mits de getallen in de juiste eenheid staan, de getallen invullen. Aangezien in deze opgave de juiste eenheide gebruikt worden kun je dit als volgt invullen:


Met behulp van de tabel in het tekstboek op blz. 85 bepaal je dat de stof aluminium is.(deze tabel hoef je niet uit je hoofd te leren).

<top>

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vraag 2:

Voor het berekenen van de massa heb je de dichtheid en volume nodig. Deze kun je beide uit de opgave halen. De dichtheid kun je namelijk vinden in de tabel op blz 85 van het tekstboek. Deze tabel geeft aan dat de dichtheid van lood 11,4 g/cm³ is. Het volume kun je makkelijk berekenen door gebruik te maken van de volgende formule (zie hoofdstuk 1)
= 4*8*3 = 96 cm³

Nu je dichtheid en het volume weet kun je de massa berekenen. Daarvoor moet je wel de formule omzetten. Dus kun je doen met behulp van een driehoek of de truck met de simpele getallen. Voor het gemak gaan we hier even uit van de driehoek.

Deze driehoek vertelt je hoe je de massa (m) kunt uitrekenen. Leg daarvoor een vinger op de 'm' en je ziet dat je dichtheid en volume met elkaar moet vermenigvuldigen:



Vervolgens vul je de formule in:

Het juiste antwoord is dus 1094,4 g

<top>

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vraag 3:
Voor het berekenen van het volume heb je de massa en de dichtheid van het suiker nodig.Deze kun je beide uit de opgave halen. De dichtheid kun je namelijk vinden in de tabel op blz 85 van het tekstboek. Deze tabel geeft aan dat de dichtheid van suiker 1,58 g/cm³ is.

Nu je dichtheid en de massa weet kun je het volume berekenen. Daarvoor moet je wel de formule omzetten. Dus kun je doen met behulp van een driehoek of de truck met de simpele getallen. Voor het gemak gaan we hier even uit van de driehoek.

Deze driehoek vertelt je hoe je het volume (V) kunt uitrekenen. Leg daarvoor een vinger op de 'V' en je ziet dat je massa door dichtheid moet delen:

ER zit nog een addertje onder het gras. De massa staat in de opgave genoemd in kg. In de formule moeten we de massa echter in gram invullen dus dit zul je eerst moeten omrekenen:
m = 2,5 kg = 2500 g (zie hoofdstuk 1 voor uitleg)
Vervolgens vul je de formule in:

Het antwoord is dus 1582 cm³of 1,58 liter

<top>