Productie-processen


Producteisen (11.1)

De eisen die je aan een product stelt, zijn afhankelijk van het gebruik. Bij juist gebruik mag een product geen gevaar opleveren voor de gezondheid.

Samenstelling van producten (11.1)

De samenstelling van producten wordt aangegeven met volumepercentages en met massapercentages.

Het volumepercentage bereken je zo:

vol% = Vgevraagd/Vtotaal x 100%

Het massapercentage bereken je zo:

massa% = mgevraagd/mtotaal = 100%

Productieprocessen (11.1, 11.2, 11.3, 11.4)

De manier waarop je het product maakt, heet productieproces.

De massaverhouding, de temperatuur, de druk en de aanwezigheid van een katalysator hebben invloed op productieprocessen.

Bij een goede massaverhouding verloopt een productieproces beter, je hebt minder verspilling van grondstoffen en je hoeft minder te zuiveren. Als je van één van de stoffen teveel gebruikt bij een productieproces, dan is die stof in overmaat.

De massaverhouding bij processen kun je bepalen uit grafieken.

Bij een productieproces let je op wat je wilt maken, hoeveel je wilt maken en hoe je het wilt maken. Je moet bij een productieproces rekening houden met veiligheid, gezondheid en milieu.

Je kunt een productieproces weergeven in een blokschema. In een blokschema worden de opvolgende stappen van een productieproces weergegeven in rechthoeken.

Voorbeelden van productieprocessen (11.3)

IJzer maak je uit ijzererts door in een hoogoven het ijzererts te verhitten met cokes.

Aluminium maak je door elektrolyse van gesmolten aluminiumoxide. Aluminiumoxide wordt uit bauxiet gehaald.

Productieprocessen testen (11.4)

Je test een productieontwerp om na te gaan of het proces het gewenste product oplevert.

Je test een productieproces. Bij het testen kijk je of het product en het proces aan vooraf gestelde eisen voldoen.

Presenteren van een productieproces (11.5)

Je kunt een productieproces presenteren met een poster, een verslag, een website, een presentatieprogramma op de computer of met een spreekbeurt. In je presentatie moeten zeker voorkomen: het product, de product- en proceseisen, de werkwijze, de resultaten en de conclusies.

Je presentatie moet zo zijn dat het voor het publiek afwisselend, informatief en uitnodigend is.

Evaluatie (11.5)

Bij het evalueren vraag je af wat er volgens jou goed was aan de resultaten, het product, het proces of de presentatie en wat niet. Je kunt ook een enquête houden onder het publiek.