Hoofdstuk 2: Goed en veilig schoon

 

Samenvatting


Soorten water (2.1)

Je gebruikt vijf soorten water:

·         drinkwater

·         regenwater

·         oppervlaktewater

·         zeewater

·         grondwater

Oppervlaktewater is water in oceanen, zeeën, meren, rivieren, kanalen en sloten. In oppervlaktewater zijn stoffen opgelost. Stoffen uit de bodem, zoals zouten, en stoffen uit afvallozingen van fabrieken. Stoffen uit afvallozingen kunnen schadelijk zijn en verontreinigen het oppervlaktewater.

In zeewater zijn veel zouten opgelost. De zoutenconcentratie in zeewater is hoog.

Regenwater kan verontreinigd zijn door verbrandingsgassen. Deze verbrandingsgassen kunnen zure regen veroorzaken.

Grondwater bevindt zich in de bodem. Grondwater bevat vaak veel opgeloste stoffen.

Regenwater komt van zeewater en oppervlaktewater.

 

Drinkwaterproductie (2.5)

Alleen grondwater en oppervlaktewater zijn geschikt voor het maken van drinkwater. Het grondwater en het oppervlaktewater moeten dan gezuiverd worden. Schadelijke stoffen moeten zoveel mogelijk worden verwijderd. Het drinkwaterbedrijf moet ervoor zorgen dat de concentratie van alle stoffen die nog in het drinkwater voorkomen ver onder het toegelaten minimum blijft. De toegestane concentratie verschilt per stof.

Het drinkwaterbedrijf zuivert het water door:

·       filtreren, eerst grof met een rooster: rommel, planten, takken en bladeren worden tegengehouden.

·       bezinken in waterbekkens: de meeste vaste deeltjes zinken naar de bodem.

·       beluchten: opgeloste zouten kunnen reageren met zuurstof waardoor een vaste stof ontstaat.

·       filtreren, met zandfilters: de kleinere vaste deeltjes worden afgezonderd.

·       adsorberen met actieve kool: verontreinigingen hechten aan de koolstof .

·       desinfecteren met speciale bacteriën, ozon of chloor: schadelijke bacteriën worden gedood.

     

Water bij de was (2.1)

Bij de was is water het oplosmiddel voor het wasmiddel. Na het wassen is water nodig als spoelmiddel om vuil en zeepresten weg te spoelen.

 

Hoe zeep werkt (2.1 en 2.2)

Zeep werkt als emulgator. Met een emulgator kunnen vet of olie mengen met water. Met zeep wordt een mengsel van vet en water omgevormd tot een emulsie. Een emulsie is een mengsel van water en olie of vet.

Zeep maak je door vet of olie lange tijd met soda te laten koken.


De hydrofiele kop van een zeepmolecuul hecht aan water. Hydrofiel = waterlievend. De hydrofobe staart van het zeepmolecuul hecht aan vet. Hydrofoob = watervrezend. Zeepmoleculen verbinden het vet met het water.

 

 

 

De werking van lichaamsverzorgingsproducten (2.2)

Zeep en shampoo helpen je lichaam schoon te houden door hun reinigende werking. Zeep ontvet je huid. Na het wassen is het goed om je huid te verzorgen met crème of olie. Crème heeft een reinigende en verzorgende werking.

Tandpasta heeft een reinigende en slijpende werking.

 

Handcrème maken (2.2)

Handcrème maak je met een mengsel van water, olie en wat vloeibare zeep.

Je gebruikt voor handcrème oliesoorten die de huid verzorgen.

 

Voorbeelden van zure en basische schoonmaakmiddelen (2.3)

                              

zuur

basisch

zoutzuur

soda

schoonmaakazijn

ammonia

ontkalkingsmiddelen

natronloog

 

gootsteenontstopper

 

bleekwater

 

De zuurgraad geeft aan hoe zuur een stof is. Zuren hebben een pH kleiner dan 7. Hoe lager de pH, hoe zuurder de stof is. Basen hebben een pH groter dan 7. Een pH van 7 betekent dat de stof neutraal is. Zuiver water heeft een pH van 7. De zuurgraad loopt van pH 0 tot pH 14.

Stoffen met een hoge of lage pH hebben een bijtende werking.

Met een indicator kun je de pH meten.

Een indicator is een stof die een andere kleur krijgt als de pH verandert.

 

De pH-schaal met enkele voorbeelden van zure en basische stoffen.

 

Veilig werken met schoonmaakmiddelen (2.3 en 2.4)

Thuis gebruik je water, aceton, alcohol en wasbenzine als oplosmiddel.

Alcohol wordt gebruikt voor het oplossen van sommige geneesmiddelen. Alcohol wordt ook als oplosmiddel in parfum en in after-shave.

Aceton wordt gebruikt voor het oplossen en verwijderen van nagellak.

Wasbenzine wordt gebruikt voor het verwijderen van vet.

 

Op het etiket van schoonmaakmiddelen staan gevarensymbolen.          

 

1      Licht ontvlambaar. Het product brandt snel. Bijvoorbeeld spiritus en benzine.

2      Irriterend. De stof prikt in je ogen en op je huid. Bij inademen kan de stof gevaarlijk zijn. Zeeppoeder bijvoorbeeld.

3      Corrosief of bijtend. De stof tast je huid en je kleren aan. Bijvoorbeeld accuzuur.

4      Giftig. Maakt je ziek en kan dodelijk zijn. Bijvoorbeeld rattengif.

5      Chemisch afval. De stof is slecht voor het milieu. Bijvoorbeeld verf.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zure en basische middelen tasten je huid, je slijmvliezen (in de mond), je ogen en je kleren aan. Je moet je beschermen met handschoenen, een bril en een jas of een schort. Bij een ongelukje kun je gaan spoelen met veel water! De oplossing wordt dan verdund.

Brandgevaarlijke oplosmiddelen, zoals wasbenzine, aceton en spiritus moet je niet bij open vuur gebruiken.

 

Schoonmaakmiddelen kun je beter niet door elkaar gebruiken. Als je bleekwater mengt met sommige andere reinigingsmiddelen, dan ontstaat het giftige chloorgas.

Je bewaart schoonmaakmiddelen in een veilige verpakking op een veilige plek. Een veilige plek is bijvoorbeeld hoog of achter slot.    

 

Een extractie uitvoeren     (2.5)

Bij extraheren haal je met een extractiemiddel een oplosbare stof uit een mengsel van vaste stoffen. De vaste stoffen moeten een verschillende oplosbaarheid hebben.

De dranken thee en koffie worden door extractie gemaakt.

 

Een adsorptie uitvoeren (2.5)

Door adsorptie verwijder je een ongewenste stof uit een mengsel. Bijvoorbeeld ziektekiemen uit een aquarium, een kleurstof uit een vloeistofmengsel of kwalijke gassen uit lucht. Je gebruikt dan een adsorptiemiddel. Als adsorptiemiddel wordt vaak actieve koolstof of norit gebruikt. De stoffen worden aan het oppervlak van het adsorptiemiddel vastgehouden. De geadsorbeerde stof met het adsorptiemiddel kun je door filtratie verwijderen.

 

Scheidingsmethoden (Basisvorming, 2.5)

 

scheidingsmethode

mengsel

begrippen

gebaseerd op

bezinken (gevolgd door afgieten)

vaste stof en vloeistof

suspensie

dichtheid (‘zwaarte’) van de deeltjes

extractie

vaste stoffen

extraheren, extractiemiddel, extract

verschillende oplosbaarheid van de vaste deeltjes

filtratie

vaste stof en vloeistof

filtreerpapier, filtraat, residu

grootte van de deeltjes

adsorptie

vaste stof en vloeistof

adsorberen, actieve koolstof

verschillende mate van aanhechting van de vaste deeltjes aan het adsorptiemiddel

destillatie

vloeistoffen in elkaar opgelost

destilleeropstelling, koeler, residu, filtraat

kookpunt van de verschillende vloeistoffen

indampen

opgeloste vaste stof en vloeistof

residu

kookpunt van de opgeloste stof en het kookpunt van het oplosmiddel

 

 

Een destillatieopstelling.


Vragen

antwoorden op deze vragen staan hieronder

 

    1Een kringloop van water.

a  Noteer welk soort water welk getal in de tekening aangeeft.

b  Welke van deze soorten water bestaat uit zuiver water?

    2Els doet olie, ether en water in een erlenmeyer. Ze doet een stop op de erlenmeyer. Daarna schudt ze de erlenmeyer langdurig. Na het schudden laat Els de erlenmeyer even staan. Ze ziet dan twee lagen. De bovenste laag bestaat een oplossing van olie in ether. De onderste laag bestaat uit water.
Welke van de conclusies is op grond van deze proef juist?

A  Ether en olie zijn hydrofiel

B   Ether en olie zijn hydrofoob

C  Olie is hydrofiel en ether is hydrofoob

D   Olie is hydrofoob en ether is hydrofiel

 

    3Wasmiddelen bevatten wasactieve deeltjes. Wasactieve deeltjes bestaan uit een hydrofiele kop en een hydrofobe staart. Bij het wassen hechten de wasactieve deeltjes aan de vuildeeltjes.

Welke van de tekeningen geeft weer wat er dan ontstaat?

    4Voor het schoonmaken van de huid kun je een reinigingsmelk gebruiken. Deze bestaat onder andere uit water en olie.
Hoe heet een mengsel van water en olie?

    5Op een fles verfverdunner staat de tekst:

Licht ontvlambaar. Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid.

Welke twee pictogrammen horen op de fles verfverdunner te staan?

 

   6 a   Welke scheidingsmethode wordt toegepast bij het halen van gassen uit lucht met een gasmasker?

b   Welke scheidingsmethode wordt toegepast bij het halen van oplosbare geurstoffen uit rozenblaadjes?


Antwoorden

 

   1 a   1 = regenwater
2 = rivierwater (oppervlaktewater)
3 = grondwater
4 = zeewater (oppervlaktewater)
5 = waterdamp.

b Waterdamp bestaat uit zuiver water

    2Olie en ether mengen beide niet met water. Olie en ether zijn watervrezend, hydrofoob.
Antwoord B is juist.

    3De hydrofobe staarten van de zeepmoleculen hechten aan de vuildeeltjes. De zeepmoleculen dringen niet helemaal het vuil binnen. De hydrofiele koppen van de zeepmoleculen blijven in het water. Dat is in tekening 1 getekend.

    4Een mengsel van water en olie heet emulsie.

    5Pictogram 1 geeft aan dat de stof licht ontvlambaar is.
Pictogram 2 geeft aan dat de stof giftig is en bij inademen of bij opname via de huid of de mond dodelijk kan zijn.
Pictogram 3 geeft aan dat de stof bij inademen of door contact met de huid schadelijk is voor de gezondheid.
Pictogram 4 geeft aan dat de stof materialen aantast en bij aanraking verwondingen kan veroorzaken.
Pictogram 5 geeft aan dat de stof explosief is.
Op de verpakking van verfverdunner moeten de pictogrammen 1 en 3 staan.


   6 a   Bij het halen van gassen uit lucht met een gasmasker maak je gebruik van adsorptie.

b   Bij het halen van oplosbare geurstoffen uit rozenblaadjes maak je gebruik van extractie.