Oefening Hoofdstuk 1 : Meten is weten

Onderaan de pagina zijn de uitwerkingen beschikbaar. Klik op de knop antwoorden voor slechts de antwoorden zonder uitleg.

Voor elke opgave geldt: Probeer het eerst zelf en controleer daarna je antwoord.

Deze oefening bevat 3 vragen

1.

Reken de volgende sommen om

a. 85 cm = ...m
b. 36 dam = ...mm
c. 0,068 dm = ...km
d. 50.000 m = ...hm


uitwerking
2.

Reken de volgende sommen om

48 cm³ = ... ml
2,5 dm³ = ... l
0,034 m³ = ... l
254.000 ml = ... m³


uitwerking
3.

Het is 25 september 2003, 18:15 in Nederland. Wat zijn de datum en tijd in

a. London
b. New York
c. Tokyo


uitwerking

 

 

 

 

 

 

 

Uitwerkingen:

vraag 1:
Vraag a:
Je hebt voor deze opgave het formulier nodig met daarop de eenheden. Deze eenheden moet je uit je hoofd leren. Tussen elke eenheid zit een stapje. Je telt het aantal stapjes tussen de eenheden. Voor opgave a zijn dat er 2. Je kijkt vervolgens wat er met het getal moet gebeuren. Op het formulier staat boven de eenheden wat je moet doen als je in dit geval twee stapjes naar links gaat. Voor elk stapje moet je delen door 10. (met twee stapjes wil dat NIET zeggen delen door 20!!!) in het geval van opgave a deel je dus twee keer door 10 (dit komt neer op deze door 100. het antwoord dat je dan eventueel met behulp van je rekenmachine vindt is 0,85. Het juiste antwoord is dus 0,85 m. Wat ook zou kunnen is dat je de komma gaat verplaatsen. Voor elke stapje moet je de komma een plaats naar links opschuiven, in dit geval. Bij het getal van opgave a zie je geen komma staan. Daarom mag je, als er geen komma in het getal staat, er eentje achter denken. (dus 85,) nu moet de komma twee plaatsen naar links verschoven worden. Dat zou betekenen dat er ,85 komt te staan. Dit staat een beetje raar, daarom zetten we er een 0 voor. Het antwoord is dus 0,85 m

vraag b:
Je hebt voor deze opgave het formulier nodig met daarop de eenheden. Deze eenheden moet je uit je hoofd leren. Tussen elke eenheid zit een stapje. Je telt het aantal stapjes tussen de eenheden. Voor opgave b zijn dat er 4. Je kijkt vervolgens wat er met het getal moet gebeuren. Op het formulier staat boven de eenheden wat je moet doen als je in dit geval vier stapjes naar rechts gaat. Voor elk stapje moet je vermenigvuldigen met 10. (met vier stapjes wil dat NIET zeggen vermenigvuldigen met 40!!!) in het geval van opgave b vermenigvuldig je dus vier keer met 10 (dit komt neer op vermenigvuldige met 10000. het antwoord dat je dan eventueel met behulp van je rekenmachine vindt is 360000. Het juiste antwoord is dus 360.000 m. (punt is geen komma!) Wat ook zou kunnen is dat je de komma gaat verplaatsen. Voor elke stapje moet je de komma een plaats naar rechts opschuiven, in dit geval. Bij het getal van opgave b zie je geen komma staan. Daarom mag je, als er geen komma in het getal staat, er eentje achter denken. (dus 36,) nu moet de komma vier plaatsen naar rechts verschoven worden. Voor elke keer dat je de komma verplaatst mag er een nul achter geplaatst worden. Dat zou betekenen dat er 360000 komt te staan. Dit staat een beetje raar, daarom zetten schrijven we 360.000 m. (de punt is een scheiding van duizendtallen)

Vraag c:
Je hebt voor deze opgave het formulier nodig met daarop de eenheden. Deze eenheden moet je uit je hoofd leren. Tussen elke eenheid zit een stapje. Je telt het aantal stapjes tussen de eenheden. Voor opgave c zijn dat er 4. Je kijkt vervolgens wat er met het getal moet gebeuren. Op het formulier staat boven de eenheden wat je moet doen als je in dit geval vier stapjes naar links gaat. Voor elk stapje moet je delen door 10. (met vier stapjes wil dat NIET zeggen delen door 40!!!) in het geval van opgave c deel je dus vier keer door 10 (dit komt neer op deze door 10.000). Het antwoord dat je dan eventueel met behulp van je rekenmachine vindt is 0,0000036. Het juiste antwoord is dus 0,0000036 km. Wat ook zou kunnen is dat je de komma gaat verplaatsen. Voor elke stapje moet je de komma een plaats naar links opschuiven, in dit geval. Bij het getal van opgave c zie je een komma staan. Nu moet de komma vier plaatsen naar links verschoven worden. Voor elke keer dat je de komma verplaatst mag je een 0 op deze plaats zetten. Het antwoord is dus 0,0000036 km.

Vraag d:
Je hebt voor deze opgave het formulier nodig met daarop de eenheden. Deze eenheden moet je uit je hoofd leren. Tussen elke eenheid zit een stapje. Je telt het aantal stapjes tussen de eenheden. Voor opgave d zijn dat er 2. Je kijkt vervolgens wat er met het getal moet gebeuren. Op het formulier staat boven de eenheden wat je moet doen als je in dit geval twee stapjes naar links gaat. Voor elk stapje moet je delen door 10. (met twee stapjes wil dat NIET zeggen delen door 20!!!) in het geval van opgave d deel je dus twee keer door 10 (dit komt neer op deze door 100. het antwoord dat je dan eventueel met behulp van je rekenmachine vindt is 500. Het juiste antwoord is dus 500 hm. Wat ook zou kunnen is dat je de komma gaat verplaatsen. Voor elke stapje moet je de komma een plaats naar links opschuiven, in dit geval. Bij het getal van opgave a zie je geen komma staan. (Een punt is iets anders dan een komma!!!) Daarom mag je, als er geen komma in het getal staat, er eentje achter denken. (dus 50.000,) nu moet de komma twee plaatsen naar links verschoven worden. Dat zou betekenen dat er 500,00 komt te staan. Dit staat een beetje raar, daarom halen we de nullen achter de komma weg. Het antwoord is dus 500 m

<top>

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vraag 2:
vraag a:
Je hebt voor deze opgave het formulier nodig met daarop de eenheden. Deze eenheden moet je uit je hoofd leren. Onderaan het blad zie je dat 1 cm³ overeenkomt met 1 ml. Dit is makkelijk want dat betekent dat het getal ongewijzigt blijft. 1 cm³ is namelijk exect het zelfde als 1 ml. Daarom is het antwoord 48 ml.

Vraag b:
Je hebt voor deze opgave het formulier nodig met daarop de eenheden. Deze eenheden moet je uit je hoofd leren. Onderaan het blad zie je dat 1 dm³ overeenkomt met 1 l. Dit is makkelijk want dat betekent dat het getal ongewijzigt blijft. 1 dm³ is namelijk exect het zelfde als 1 l. Daarom is het antwoord 2,5 ml.

Vraag c:
Je hebt voor deze opgave het formulier nodig met daarop de eenheden. Deze eenheden moet je uit je hoofd leren.Onderaa zie je dat een liter (l) overeenkomt met dm³. Dit betekend dus eigenlijk dat je voor deze som moet omrekenen van m³ naar dm³. DIt is in het schema één stapje naar rechts. Zoals je ziet moet je voor elke stap het getal met duizend vermenigvuldigen. Dit zou dus neerkomen om 0,034 * 1000 = 34. (eventueel met behulp van rekenmachine) Het antwoord is dus 34 l. Je kunt ook de komma verplaatsen. Omdat je één stapje naar rechts gaat moet je de komma drie plaatsen naar rechtsverschuiven. Er staat een komma in het getal, plaats dit drie maal naar rechts. Je komt dan op het getal 34. Het antwoord is dus 34 l.

Vraag d:
Ook hier moet je net als bij opgave c, een link maken met de andere eenheden onderaan het formulier dat je nodig hebt. 1 ml is het zelfde als 1 cm³. Dit betekent dus dat je cm³ moet omrekenen naar m³. Op het formulier zie je dat hier twee stapjes tussen zitten. Voor elke stapje naar rechts moet je delen door 1000 (twee stapjes naar rechts wil NIET zeggen delen door 2000). dit komt neer op deze door 1000.000 Eventueel met behulp van je rekenmachine vind je 0,254. Het antwoord is dus 0,254 m³. Je kunt ook gebruik maken van de methode om de komma te verplaatsen. Ook hiervoor moet je inzien dat je twee stapjes naar links moet maken. Voor elk stapje moet je de komma drie plaatsen naar links verschuiven. Dit getal heeft geen komma, zoals je ziet. (Een punt is niet het zelfde als een komma!). Daarom mag je achter het getal een komma denken. Je krijgt dan dus eigenlijk 254.000, Als deze komma zes plaatsen naar links vershoven wordt zou je ,254000 krijgen. Omdat dit wat vreemd staat maak je hiervan 0,254 Het antwoord is dus 0,254 m³.



<top>

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vraag 3:
vraag a:
Voor deze opgave heb je het kaartje van de zonetijden nodig. Als eerste kijk je in welke zone de tijd gegeven is. Voor deze opgave is dat Nederland. Nederland ligt in de zone +1. (LET OP: de lijnen van de tijdzones lopen niet altijd recht. Kijk naar de getallen in de landen!). Hierna kijk je naar de zone van het land waar je de tijd van moet bepalen. Voor deze opgave is Londen gelegen in de 0-zone. Dit betekend dat er tussen Nederland en Londen een uur tijdsverschil is. (verschil van 0 en 1 is tenslotte 1). Het enige wat je nu nog moet doen is bepalen of het vroeger of later in Londen is. Hierbij geldt de volgende regel: Wanneer je naar het westen (links op de kaart) gaat, wordt het vroeger. Wanneer je naar het oosten gaat (rechts op de kaart) wordt het later. Dit betekend dus dat et in Londen een uur vroeger is dan in Nederland. Dat zou neerkomen op 17:15 uur. De datum veranderd niet omdat de tijd op de zelfde dag blijft. De datum veranderd alleen wanneer de tijd een dag eerder of later valt. (als je dus ‘over de 12 uur ’s nachts gaat’.

Vraag b:
Voor deze opgave heb je het kaartje van de zonetijden nodig. Als eerste kijk je in welke zone de tijd gegeven is. Voor deze opgave is dat Nederland. Nederland ligt in de zone +1. (LET OP: de lijnen van de tijdzones lopen niet altijd recht. Kijk naar de getallen in de landen!). Hierna kijk je naar de zone van het land waar je de tijd van moet bepalen. Voor deze opgave is New York gelegen in de -5 zone. Dit betekend dat er tussen Nederland en New York zes uur tijdsverschil is. (verschil van -5 en 1 is tenslotte 1). Het enige wat je nu nog moet doen is bepalen of het vroeger of later in New York is. Hierbij geldt de volgende regel: Wanneer je naar het westen (links op de kaart) gaat, wordt het vroeger. Wanneer je naar het oosten gaat (rechts op de kaart) wordt het later. Dit betekend dus dat et in New York zes uur vroeger is dan in Nederland. Dat zou neerkomen op 12:15 uur. De datum veranderd niet omdat de tijd op dezelfde dag blijft. De datum veranderd alleen wanneer de tijd een dag eerder of later valt. (als je dus ‘over de 12 uur ’s nachts gaat’.

Opgave c:
Voor deze opgave heb je het kaartje van de zonetijden nodig. Als eerste kijk je in welke zone de tijd gegeven is. Voor deze opgave is dat Nederland. Nederland ligt in de zone +1. (LET OP: de lijnen van de tijdzones lopen niet altijd recht. Kijk naar de getallen in de landen!). Hierna kijk je naar de zone van het land waar je de tijd van moet bepalen. Voor deze opgave is Tokyo gelegen in de +9 zone. Dit betekend dat er tussen Nederland en Londen acht uur tijdsverschil is. (verschil van 9 en 1 is tenslotte 1). Het enige wat je nu nog moet doen is bepalen of het vroeger of later in Tokyo is. Hierbij geldt de volgende regel: Wanneer je naar het westen (links op de kaart) gaat, wordt het vroeger. Wanneer je naar het oosten gaat (rechts op de kaart) wordt het later. Dit betekend dus dat et in Tokyo acht uur later is dan in Nederland. Dat zou neerkomen op 18:15 plus 7 uur = 25:15. Dit kan natuurlijk niet. Dat klopt ook wel want je gaat nu over de ‘grens’ van 12 uur ’s nachts heen . De datum veranderd hierbij. Als je telt zul je ontdekken dat 7 uur later ten opzichte van 18:15 uur, 02:15 uur is. Dit is dus de volgende dag. Dat wil zeggen 26 september.

<top>