Voor elke opgave geldt: Probeer het eerst zelf en controleer daarna je antwoord.
Deze oefening bevat 3 vragen
1. |
Een auto heeft
in twee en een half uur tijd een afstand afgelegd van 100 km. Wat was zijn
snelheid? uitwerking |
![]() |
2. |
uitwerking |
![]() |
3. |
uitwerking |
![]() |
vraag 1:
Eerste een algemene uitleg over het toepassen van de formule v=s/t
Het begin van alles is dat je deze formule uit je hoofd leert. Daarna moet je
dit pas gaan toepassen. Het heeft dus geen zin om met rekenen te beginnen voordat
je weet, wat de formule betekent.
De betekenins van de symbolen is het volgende:
s - afstand in km
v - snelheid in km/h
t - tijd in uur (h)
Je kunt voor de bovenstaande eenheden ook andere eenheden invullen namelijk:
s - afstand in m
v - snelheid in m/s
t - tijd in s
De formule moet je op veschillende maniere kunnen gebruiken. dit betekent
dat je, als je twee waarden weet, de derde uit kunt rekenen. Hiervoor kun je
twee handige hulpmiddelen gebruiken:
1. een simpelsommetje. (beste manier)
Je neemt gewoon een heel eenvoudig sommetje zoiets als 3=6/2 De getallen stellen
een van de symbolen voor. Dus de 3 is gelijk aan de v, de s gelijk aan de 6
en de t gelijk aan de 2. Je kunt je dan afvragen wat je moet doen om bijvoorbeeld
de afstand (s) te berekenen als je snelheid en afstand weet. In het onderstaande
zie je de s omcirkeld. Deze correspondeert met de 6 in het 'sommetje'. Wat moet
je met 3 en 2 doen om 6 te krijgen. Uiteraard 3 met 2 vermenigvuldigen. Dat
betekend dus ook dat je v en t met elkaar moet vermenigvuldigen om s te krijgen.
2. een driehoekje
Een ander hulpmiddel is het bekende driehoekje. HEt nadeel van dit driehoekje
is echter dat je dit wel precies uit je hoofd moet leren. Anders werkt het niet
meer. Door je vinger op een van de symbolen te leggen zie je wat je met de andere
twee moet doen om de derde te berekenen.
voorbeeld:
De horizontale streep is de deelstreep. Je wilt bijvoorbeeld de snelheid (v)
berekenen. Leg je vinger (rode stip in rechter plaatje) op de 'v' en je ziet
s/t staat. Dit betekend dat je de snelheid kan berekenen door de afstand (s)
te delen door de tijd (t).
Nu de opgave. De auto heeft in een tijd (t) van twee en een half uur (2,5 uur)
een afstand (s) afgelegd van 100 km. Nu kan de formule toegepast worden: